reageren mag, inzenden ook…
|
|
PAGINA LOCKDOWN ? WAKE UP ! STOPTEr gaan in Open Hof |
Zingen verbindt, ook als je het in je eentje doet…
Dat is gebleken uit de reacties op het plaatsen van het Taizé-lied ‘Als alles donker wordt..’
Daarom staan hier voortaan bovenaan liederen om mee te zingen, te neuriën of hoe u het bedenkt. Twee liederen zijn vast:
het genoemde Taizé-lied (lied 598) en Ga met God en Hij zal met je zijn (lied 416)
dinsdag 9 juni
ds. Fulco Timmers
Preek van 7 juni
De tekst van de preek op 7 juni vindt u via deze link
dinsdag 2 juni
Elsa de Groot
Alles stroomt
Oh, water dat levend stroomt,
dat gras voedt, brood doet ontkiemen..
Psalm 104, uit Huub Oosterhuis, 150 Psalmen vrij
vrijdag 12 juni
Iedere dag schrijft pastor Rita Schoolenberg een gedicht of een gebed.
God, Gij die woont in het leven,
leef in mij.
Gij die woont in de liefde,
bemin in mij.
Gij die woont in de zorg voor rechtvaardigheid,
word gerechtigheid in mij,.
Gij die woont in de vrede,
wees verzoening in mij.
Gij die spreekt in de stilte,
laat de stilte uw taal worden in mij.
Gij die woont in mysterie,
laat mij uw geheim respecteren.
Gij die spreekt in Jezus,
laat mij luisteren naar het evangelie,
naar wat Jezus tot mij wil zeggen.
Gij die woont in het licht,
laat mij Uw licht zijn voor mensen. Amen.
maandag 8 juni
ds. Wim in’t Hout
Bezit je ziel in lijdzaamheid
Bovenstaande woorden worden dikwijls gezegd tegen mensen die het uit moeten houden in een bepaalde situatie en geduld moeten oefenen. In tijden van ziekte, levensproblemen, onzekerheid, crisis en gemis, laten we maar zeggen in tijden dat je leven ontregeld is. Zoals dat nu al ongeveer drie maanden het geval is door de corona – crisis.
Het gaat er steeds weer om het uit te houden, als het leven moeilijk is en blijft. En daar is veel geduld voor nodig. Het woord ‘patiënt’ stamt niet voor niets af van het Franse woord ‘patience’ (=geduld) en geldt zo voor de patiënt, maar evenzo voor anderen. In de bijbel roept het getal veertig associaties hiermee op en horen we in het Exodusverhaal van een woestijntocht waarin je het uit moet zien te houden. Het getal vijftig daarentegen roept de gedachte aan feest op. We denken aan een gouden bruiloft, aan de ontmoeting met Vader Abraham. Voor de eerste christenen was vijftig een heilig getal. Zo is ons woord Pinksteren afgeleid van het Griekse ‘pentecose’ dat vijftig betekent. En dat wordt vervolgens met kracht verbonden. “Wanneer de Geest over u komt, zult ge kracht ontvangen”. In zwakke, kwetsbare mensen wordt een ongekende kracht ontplooid. En er zijn vonken van enthousiasme.
Maar..leven in geloof is toch wel iets anders dan altijd krachtig en enthousiast zijn? Zeker in corona tijd..! Bovendien, er gebeurt zoveel waar we geen raad mee weten. Zoveel geweld, onrecht, schuldeloos lijden, onduldbare pijn. Zo gaan we onze weg met onbeantwoorde vragen. En deze moeten worden doorstaan en verwerkt. Intussen trouw blijven aan je innerlijk, aan wie je bent.
Vasthouden aan het vertrouwen dat wat de bijbel zegt geen illusie is. Het uithouden met vragen, durven leven met onduidelijkheid. Het uithouden en ertegen kunnen dat de God van Abraham, Mozes en Jezus een verborgen mysterie blijft. Een ongrijpbaar Geheim. We horen wel, dat deze God ons zoekt en ons nabij wil zijn. Christus zegt:”Ik zal u een andere helper geven om voor altijd bij u te blijven!”
Als onze geloofsbeleving echt is, reëel, dan zullen we ook periodes doormaken van duisternis en leegte. Deze ervaring komt in corona tijd veelvuldig voor. Je bidt, maar doet de ervaring op dat God zwijgt in alle talen. Het Pinksterverhaal staat daar haaks op. De twijfel kan zich dan aandienen en ons voor enige tijd vergezellen. En dat is geen schande of ongeloof. We zijn in goed gezelschap. Misschien wel onderweg naar een andere manier van geloven. Want gelovigen zijn, zoals Abraham altijd op weg. En tegen hem werd gezegd: “Vrees niet”.
Geduld heeft te maken met lange adem. Adem is in de bijbel het woord waarmee de werking van Gods Geest wordt aangeduid. Daarom blijft ons hart bidden: “Kom Heilige Geest, woon en adem diep in ons als kracht om het uit te houden en aan te kunnen”. We zongen ervan tijdens onze oecumenische pinksterviering. Op den duur zullen we dan wellicht gaan ervaren en beseffen, dat het Gods Geest is die het in ons en met ons uithoudt.
Lieve mensen, Van harte wens ik jullie de verlichting, de vreugde en de vrede van de Geest!
zondag 31 mei
Oecumenische Pinksterdienst
“De Oecumenische fakkel van Pinksteren, wie geeft hem door? Het feest van de communicatie!”
ingezonden door Alex Barendrecht
zaterdag 30 mei
Guus Koelman
Pastorale kletscontainer
Hierbij een impressie van pastoraat in coronasferen. Ook voor de dominee staat buiten het gebouw een zogeheten ‘kletscontainer’ klaar. Net als andere bezoekers staan hem daarbinnen precies 20 minuten gesprekstijd met een bewoner ter beschikking. Er zit wel een glazen scheidingswand tussen bezoeker en bewoner. Maar als je iemand bijna twee maand niet gezien hebt dan kijk je daar graag doorheen! | |
Er is dan ook werkelijk sprake van een bij het weerzien horende vreugde. Deze wint het van de protocollaire rompslomp van handen desinfecteren bij binnenkomst en het bij vertrek reinigen van de stoel.
Het is bijna Pinksteren, de Geest waait waarheen zij of hij wil. Vrolijk slalommend dwars door protocollen en scheidingswanden heen doet de Geest haar of zijn werk en brengt mensen samen terwijl de tongen loskomen. |
zaterdag 30 mei
Anja Vreeswijk
Wees stil mijn lief, deze boom is een gebed!
(Rabindranat Tagore)
We zingen allemaal met eigen stem
op onze eigen plek,
maar voelen ons
zeer verbonden met elkaar
Als dit geen Pinksteren is..
vrijdag 29 mei
Interview met Arnold en Seya Leezer
‘Er zijn voor elkaar, soms onzichtbaar’
Arnold, je bent volgens mij al heel lang bij de Open Hof betrokken
Dat klopt. Wij zijn in 1971 naar Ommoord verhuisd, dus al 49 jaar gaan wij in de Open Hof naar de kerk, eerst natuurlijk de eerste en nu dan de nieuwe. Ik ben opgegroeid in Rotterdam-Charlois, daar hebben Seya en ik elkaar leren kennen en na ons trouwen hebben we eerst 4 jaar ingewoond en 2 kinderen gekregen in Charlois. Daarna hebben we een aantal jaren op de grens van Centrum en Kralingen gewoond en in 1971 zijn we dus naar Ommoord verhuisd. We woonden eerst aan het Christoffelkruid, met onze twee kinderen, Koos en Marry. Koos is inmiddels overleden, maar ik kan je wel zeggen dat er geen dag voorbijgaat of we hebben het over hem. Op den duur werd de afstand van het huis naar het centrum van Ommoord te ver en nu wonen we al een tijd op de Eliotplaats. We wilden graag op een flat wonen, want een heel huis met tuin werd te bezwaarlijk.
Vlakbij Open Hof, waar je een trouw en welgemoed kerkganger bent
Nou vlakbij, we vinden het toch nog een behoorlijk eindje. We gaan zeker graag en trouw naar de kerk, eerst natuurlijk met Seya, maar die hoort heel slecht en dan heeft ze ook niet veel aan de kerkdienst. Bovendien begint de kerkdienst een beetje vroeg. We vonden het fijn om naar de kerk te gaan, vooral ook om de mensen te ontmoeten. Nu gaan we nog wel samen naar de avonddiensten en naar de concerten, ook Seya, want op die manier voelt ze de sfeer, de ruimte en ziet de mensen en is er zo toch bij betrokken, ook al verstaat zij alles slecht. De speciale ouderendiensten op de middag, daar ga ik niet naar toe. Ik vind het juist erg belangrijk dat een kerkdienst door mensen van allerlei leeftijden wordt bijgewoond. Nu in deze corona-tijd kijken we naar de diensten via de computer, niet op het moment zelf maar later in de week. Het is erg fijn, dat het zo kan, een goed vervangingsmiddel.
Binnenkort mogen er weer mensen bij de dienst aanwezig zijn
Dat wel, maar daar zal ik me niet voor aanmelden, ik wacht wel tot weer iedereen naar de dienst kan. Wij kunnen de dienst goed volgen via de computer. Bovendien is het de eerste tijd niet toegestaan dat er gezongen wordt, dat vind ik heel jammer, voor mij is zingen een heel belangrijk onderdeel van de kerkdienst.
Je hebt je volgens mij ook op andere manieren voor de kerk ingezet
Ja, dat was dan in de oude Open Hof, daar ben ik heel lang verantwoordelijk geweest voor alle techniek. Nu niet meer, het gaat ook anders. Die techniek was mij wel toevertrouwd, ik heb mijn hele leven in de techniek gewerkt. Daarbij heb ik me zelf trouwens al heel vroeg het werken met een computer eigen gemaakt. Toen het gebruik ervan begon op te komen en ik zag hoe het personeel ermee ging werken, dacht ik: dat moet ik als leidinggevende ook kunnen en toen heb ik het zonder enige hulp geleerd.
Nu gaan er binnenkort versoepelingen komen, wat hoop je vooral dat er weer mogelijk wordt?
Het meest hoop ik dat het bezoeken van mensen weer mogelijk wordt. En dan vooral de mensen die alleen zijn. Kijk, wij zijn samen, dan zijn die beperkingen niet leuk, maar met elkaar valt het nog mee. Als je alleen zit, dan raak je gauw vereenzaamd. Het sturen van een kaartje is wel fijn, maar het persoonlijk contact is het belangrijkste. Daar draait het om: Er zijn voor elkaar, soms onzichtbaar.
Laten we hopen dat het spoedig weer kan. Mensen beginnen ook al lessen te trekken uit de ervaringen in deze tijd. Wat zou voor jullie iets belangrijks zijn om in stand te houden?
Daar wil ik graag wat over vertellen. Een aantal heel positieve dingen, die we juist in deze tijd hebben ervaren. Allereerst de band met de buren. Er wonen hier in de flat mensen van allerlei nationaliteit en toch was er al heel snel aandacht die we van hen kregen, vragen hoe het ging, of er iets voor ons gedaan kon worden. Dat was hartverwarmend, als dat behouden zou blijven.
Dat hebben we ook op een heel andere manier ervaren. We krijgen brieven van vroegere vrienden van onze zoon Koos, die in 2012 overleden is. Zomaar ineens, informeren ze belangstellend hoe het gaat, dat vinden we heel ontroerend.
Wat ook heel leuk is: de buurkinderen die kwamen vragen of ze voor onze deur op de galerij een tekening mochten maken. Dat was natuurlijk goed. En nu zien we als we deur uitkomen een paar leuke tekeningen. Gelukkig regent het niet, dus we hebben er lang plezier van.
Uit al die dingen blijkt dat er toch onder de mensen aandacht leeft voor anderen. Dat is wel een positief punt dat deze crisis het zo duidelijk naar voren heeft gebracht. We hopen dat daar iets van bewaard blijft.
Arnold en Seya, dat lijkt me een heel mooie wens als afsluiting van dit interview. Ik wil jullie daar graag voor bedanken.
(LV)
donderdag 28 mei
ds. Fulco Timmers
Rode veters in zwarte kistjes
Of: andere tijden in het licht van nieuwe tijden
Op een maandagmiddag in februari reden mijn vrouw Elma en ik naar Essen (DE). We gingen daar op initiatief van Elma heen voor een avondje uit. Hoofddoel was het meemaken van een uitvoering van Strauss’ “Tod und Verklärung” en de 1e Symfonie van Mahler, door het SWR Sinfonie Orkester, onder leiding van chef-dirigent Teodor Currentzis. Currentzis is in de wereld van de klassieke muziek een fenomeen van het type ‘je houdt van hem, of je hebt een hekel aan ‘m’. Hij voldoet op geen enkele manier aan het beeld van de klassieke maestro – geen rokkostuum, niet eens jasje-dasje. Bij het opkomen van de dirigent verschijnt er een reusachtige man, gekleed in zwarte spijkerbroek en zwart overhemd (gedragen over de broek). Aan de voeten: zwarte legerkistjes met rode veters. Je denkt eerder aan de frontman van een punkband, dan de dirigent van een klassiek orkest.
Hij kijkt zijn orkest indringend aan, snuift zijn adem in – en begint. Waar ik normaal niet altijd gegrepen wordt door een klassieke uitvoering, soms halverwege een beetje wegzak, is er nu geen ontkomen aan. De energie die de man uitstraalt knettert door zijn orkest en door de hele zaal. Hij snuift en briest, zweetdruppels vliegen in de rondte. Bij het aanzetten van een crescendo klinkt een doffe ‘bonk’. Het zijn de voeten in de kistjes die op de bok landen na een sprong in de lucht. Maar hij werkt niet alleen met grote gebaren. Ook subtiel kan hij zijn orkest dirigeren. En in alles: een enorme energie. Sommigen knappen af op wat ze zien als effectbejag en maniertjes. Ik vond het een belevenis.
Aan het eind van het concert sprak Currentzis ons als publiek toe. Hij zocht naar woorden om de dynamiek tussen hen als muzikanten en ons als publiek te omschrijven. Muziek kunnen maken is een gave – een gave van je ouders, of misschien van God, zegt hij. Met die gave komt een grote verantwoordelijkheid. Je gaat als muzikant een verbond aan met het publiek. Het publiek, dat bestaat uit zoveel verschillende mensen met verschillende levensverhalen. Dat publiek geeft als cadeau vertrouwen, concentratie en stilte. Dat verdiept de verantwoordelijkheid om samen de avond tot iets moois te maken. Zo maken we sámen het concert tot wat het is. Hij gebruikte daarbij grote woorden: “Het is als iedere avond sterven en weer opstaan.” Ook ik zoek naar woorden om weer te geven wat Currentzis wilde zeggen. Zijn woorden geven iets weer van het wezenlijke van samen live muziek beleven.
Ik schrijf dit alles vanuit totaal andere omstandigheden. Het was een maandag in februari dit jaar, nauwelijks drie maanden geleden. Wat tijdsduur betreft een korte afstand. Wat “tijden” betreft een wereld van verschil. Het is de vraag wanneer het weer mogelijk zal zijn om een concert op deze manier te beleven. Soms – op sombere momenten – is het zelfs de vraag óf die manier nog terugkomt. Een gevulde concert-zaal, mensen op de stoeltjes schouder aan schouder. En wat te denken van zo’n “snoepreisje” van “even” naar Essen op en neer rijden? Kan dat straks allemaal gewoon weer?
Ik dacht hier over na terwijl ik onderweg was en luisterde naar een concert via Radio 4. Hoe het luisteren naar zo’n concert niet hetzelfde is als het samen live beleven. Er mist de zindering, de details die je meemaakt als je in de zaal aanwezig bent. Er mist wat Currentzis onder woorden probeerde te brengen. Hoogstens helpt het luisteren nu om de herinnering op te roepen. Dat geldt niet alleen voor een klassiek concert, iedereen die naar een live optreden geweest is, klassiek of pop, zal het verschil met het alleen luisteren naar een opname herkennen. Het raakt ook aan wat we missen nu we niet samen live de eredienst kunnen beleven, kunnen maken. Ik hoop dat na deze vreemde tijden dit samen beleven weer terug zal komen.
dinsdag 26 mei
Suzanne de Kam
God,
zie de mens,
achtervolgd door een onzichtbare vijand,
die leed en verdriet veroorzaakt,
angst en twijfel,
onzekerheid en moedeloosheid,
die afstand afdwingt,
ook op die plaatsen en momenten
waarop nabijheid juist zo gewenst is.
God,
zie de mens. Uw mens.
Help ons.
Bij het schrijven van dit gedicht werd ik o.a. geïnspireerd door de eerste 3 à 4 minuten van het tweede deel van de zevende symfonie van Beethoven.
dinsdag 26 mei
Guus Koelman
Lichtpuntjes
Daar rolde al weer de derde dikke enveloppe van ERGO, het bevolkingsonderzoek, in de bus. Ik moet hem nog invullen. Al wil ik niemand beïnvloeden, mijn scores zie ik er in elk geval niet vrolijker op worden naarmate de lockdown langer duurt.
Maar ik schrijf hier liever over lichtpuntjes. De mensen schijnen veel aan hun huis te doen in deze coronatijd. Files voor de bouwmarkt en zo. Mij niet gezien. Maar inderdaad, ook wij doen in huis andere dingen dan normaal. Behalve dat de handen vaker gewassen worden neemt in het algemeen de schoonmaakfrequentie toe. Plintjes, boekenplanken. Ze veren verrast op als er een vochtig doekje langs komt. Maar ook reparaties die nooit verder kwamen dan ‘aan de beurt zijn’ kunnen tegenwoordig ineens echt aan de beurt komen. Zo was ik onlangs een halve dag in de tuin bezig met de reconstructie van een van de twee grote borders. Het werk had rustig een paar uur korter kunnen duren, als ik de juist schroevendraaier eerder bij de hand gehad had. Maar dat is nu zo’n lichtpuntje: ik neem gemakkelijker ergens de tijd voor en ik ben niet zo gauw geneigd in zo’n geval over ‘verloren tijd’ te praten.
Dan neem ik de lezer nu even mee naar de intimiteit van de rieten wasmand op onze slaapkamer. Het deksel daarvan bleek al een tijdje duidelijk aan slijtage onderhevig. Met ‘duidelijk’ bedoel ik de gewaarwording dat kleding in plaats van in de mand te verdwijnen de kans liep aan een rietstokje te blijven hangen. Dat brak dan na een tijdje af en prompt kwam er een ander stukje in de weg te zitten. Zo zagen wij geleidelijk de ‘hoed’ van de wasmand krimpen. In het ‘vroegere normaal’ had deze negatieve spiraal nog wel even door kunnen gaan.
Maar Tiny (je heet Hoedemaker of je heet geen Hoedemaker!) zag nu al de oplossing, mee te danken aan een praktisch element van haar brede opleiding: mandjes vlechten. Zij nam een kloeke duik in de ‘touwdoos’. Het betreft hier een onderdeel uit de erfenis van mijn ouderlijk huis. Een hevig gedateerd houten kistje vol rolletjes en eindjes touw, dat tot op vandaag zijn nut bewijst. Het resultaat is in dit geval een toonbeeld van wat in homerische tijden ‘erga gunaika’ (vrouwenarbeid) geheten werd en tegenwoordig mannen ook niet zou misstaan. Maar om te beginnen moet je natuurlijk een lichtje opgaan. Je moet de geest krijgen – om het met het naderende feest voor ogen te zeggen.
dinsdag 26 mei
ds. Fulco Timmers
Preek 24 mei
U vindt hier de tekst van de preek van afgelopen zondag.
zondag 24 mei
Koffietafelgesprek
Wat een leuke dienst was het zondag. Enthousiast installeerde ik de app Mentimeter om Fulco’s vragen te beantwoorden. Tijdens de dienst heb ik contact met twee andere gemeenteleden: lukt het? ‘Niet geïnstalleerd, ik heb helemaal geen vraag die ik wil stellen’, appt de ene. Nee, je moet even wachten tot Fulco de vraag stelt natuurlijk. O ja. ‘Leuk hè’, appt de ander naar me. Vind ik ook, het geeft een heel nieuwe dynamiek aan de dienst. Mag dat, appen tijdens de dienst met andere gemeenteleden? Ik vind van wel. Het is onze nieuwe versie van het koffietafelgesprek waar Fulco over sprak en dat Toos en ik missen. Het was gezellig, en het was een fijne dienst.
Piet Brummelink
Mentimeter
Het gaf me een verbindend gevoel, heb wel even nagedacht over mijn antwoord op de twee vragen. Reageer je vanuit een eerste gevoel of gaat je verstand even aan het werk. Ik vond ook de ontspannen manier waarop Fulco op de antwoorden uit de kerk omging heel mooi. Zo werd het ook een beetje een dialoog. Mijn dochter vertelde dat ze aan een “zoom”kerkdienst had meegedaan, dat is dan een echte dialoog en gesprekstafel. Ik heb helaas nog geen appgroep met gemeenteleden, misschien wil iemand mij er bij hebben ?
Pinksterviering
A.s zondag is er in Open Hof een oecumenische Pinksterviering. Oorspronkelijk zou het oecumenisch seniorenkoor waar ik de voorzitter van ben aan die dienst meewerken. Helaas dat gaat niet door. Maar….het koor heeft met behulp van door Willem Blonk ingezongen partijen een driestemmig lied thuis en ieder voor zich ingestudeerd. Ik heb de koorleden opgeroepen om dat a.s zondag om 11.00 uur thuis te zingen, te lezen of aan iemand voor te lezen. Het gaat om lied 677 uit het liedboek “Geest uit de hemel neergedaald “ een echt Pinksterlied dus.Hierbij nodig ik namens de koorleden een ieder die dit leest mee te doen , zingend of lezend dat maakt niet uit.
Tekst van het lied 677:
1.Geest, uit de hemel neer gedaald
storm van gedrevenheid,
breek niet de mens die adem haalt,
Gij die ook stilte zijt.
2. Geest van de Vader en de Zoon
vuur van hun heiligheid,
verzeng ons niet, maar brand ons schoon
van ongerechtigheid.
3. Adem van leven in het woord,
wek hen die niet verstaan:
de stomme spreekt, de dove hoort,
Gij doet het lied ontstaan.
Vriendelijke groet Lenie Mulder, Curieplaats 91, 3069 HB Rotterdam.
woensdag 20 mei | |
Quarantainetijd is natuurlijk uitermate geschikt voor een grote schoonmaak van je huis! Althans, dat hoor ik mensen weleens zeggen. Ik heb zelf tot nu toe slechts mijn kledingkast opnieuw geordend en ik kijk al acht weken angstvallig tegen een ladekastje aan waarvan ik hoop dat het het nog even volhoudt. Daar heb ik de onderste lade van leeg gemaakt en alles in de la erboven gestopt. Ik kan niet checken of het echt zo is: de la kan niet meer open zonder op de grond te kletteren. |
blog van Antoinette |
Wat ik wel merk: van thuiszijn wordt je huis vies. Ik had een voorraad vaatwasblokjes waarvan ik in januari nog dacht dat ik er een heel jaar mee kon doen, terwijl ik nu al blokjes bij heb moeten kopen bijvoorbeeld. De vensterbank heb ik toch echt van het weekend nog afgestoft (ja toch?) maar daar ligt nu alweer een heel dun laagje. En terwijl ik dit aan het typen ben, zie ik heus wel die opgevouwen was liggen die ik eigenlijk vanmiddag al had moeten opbergen. |
|
Maar zoals wij zeggen in de familie (moeders kant): dat stof ligt er morgen ook nog wel. Ik geef meteen toe dat je dat niet weken achter elkaar kunt zeggen, maar ik denk dat ik nu toch gewoon nog even een stukje ga fietsen. Daarna zie ik dat schoonmaken dan vast wel weer zitten. |
En u? Heeft u grote projecten aangepakt in huis in deze coronatijd? In de tuin of op het balkon bijvoorbeeld? We lezen uw ervaringen graag. |
De kerk is nog even dicht, maar online wordt er genoeg vergaderd over de toekomst! De diaconie vergaderde 19 mei en maakte deze vrolijke foto voor ons. Bedankt, en veel succes met jullie werk! |
maandag 18 mei
Samen zingen tijdens de kerkdiensten in de corona-tijd
(ingezonden stuk in Trouw van vandaag, een uitnodiging tot discussie. Reageren? gesprek-openhof@outlook.com )
Het samen zingen in kerkdiensten staat ter discussie.
Waar samenzang ontbreekt, wordt iets wezenlijks gemist, dat is waar.
Maar liedteksten zijn gedichten, en die laten zich voordragen.
Zoals ook de toespraak van de predikant altijd al voordracht was.
Daarnaast was er altijd al muziek.
Muziek en voordracht: wordt dat de vorm?
Het is kleinkunst in feite, een respectabele activiteit.
En die kan liturgie worden waar kerkgangers meedoen in de voordracht: door beurtspraak, stille lezing van een couplet, neuriën van de melodie.
De laatste decennia is rond en in kerkdiensten gezelligheid belangrijk geworden.
Dat heeft het godsdienstig karakter van kerkdiensten wat mij betreft niet versterkt.
Als bij de nu gedwongen versobering muziek en stilte meer kans krijgen, samen met een zorgvuldig uitgevoerde voordracht, kan de kerkdienst winnen aan echte godsdienstigheid.
Die werd altijd gekenmerkt door terughoudendheid, eerbied, en ook enig ongemak
JAN C. DEN HERTOG, ALKMAAR
(LV)
Reacties
Centina van Driel – 24 mei
Voor mij zit de meerwaarde van een kerkdienst in het samenzijn, de “gemeenschap der gelovigen” zoals dat zo mooi heet. Dit is voor mij meer dan toehoren, ik wil ook meedoen.
Een kerkdienst is voor mij daarom ook meer dan kleinkunst. Als je als gemeentelid niet kan participeren, kan het inderdaad net zijn alsof je een theatervoorstelling bezoekt. Je mag luisteren, klappen, soms je hand opsteken, goedkeurend mompelen maar daarmee heb je het wel gehad.
Je, door samen te zingen, deel uit voelen maken van de gemeente is voor mij een wezenlijk deel van de kerkdienst. Haal je dit weg, is het toch een verarming, denk ik en word je als gemeentelid meer in de consumerende rol dan in de participerende rol gedrukt.
|
Dirk Heuvelman – 27 mei
Bij lezing in Trouw van dit ingezonden stuk gingen mijn gedachten en gevoelens alle kanten op. Vooral doordat door de schrijver de samenzang gekoppeld wordt aan gezelligheid waardoor het godsdienstig karakter van de kerkdiensten niet versterkt wordt. Dat doet geen recht aan de uitspraak van kerkvader Augustinus: ‘zingen is twee keer bidden’. De wat denigrerend genoemde gezelligheid vind ik juist een meerwaarde als het betekent dat we oog voor elkaar hebben en het goed met elkaar hebben vanuit onze visie Gastvrijheid, Ontmoeting en Diepgang. Versobering van de liturgie door het (hopelijk tijdelijk) wegvallen van de samenzang en/of koorzang ten gunste van voordracht, zal ik als verarming ervaren. Slecht weinigen weten teksten van liederen zodanig voor te dragen dat de kerkdienst zou winnen aan echte godsdienstigheid zoals de schrijver suggereert. Dan zing ik de liederen liever met elkaar.
Kortom, de variatie van uitbundige samenzang via inspirerende en leerzame verkondiging tot aan ingetogen stiltes, vormen voor mij onmisbare elementen van de kerkdienst. |
Louis Vermeulen – 27 mei
Vooraf: Het stukje uit de krant was bedoeld om discussie uit te lokken. Ik wil niet ontkennen dat voor mij de verkondiging de belangrijkste bron van inspiratie is tijdens de eredienst, meer dan het zingen. Maar ook als je het stukje in Trouw leest vanuit die opvatting, slaat de schrijver volgens mij de plank mis. En wel om twee redenen: de schrijver bouwt volgens mij eerst een kreupele redenering op èn hij trekt dan een conclusie door er iets anders bij te halen zonder het verband aan te tonen met dat waar het om ging. Eerst de rederering: startpunt is ‘het samen zingen in de kerkdienst staat ter discussie’. Is dat juist ? Dat ligt er aan. Lees je het als: ‘we moeten veiligheidshalve oppassen met het samen zingen’ wel, maar lees je ‘er moet opnieuw geoordeeld worden over de plaats die het samen zingen in de kerkdienst inneemt’ dan niet. Die tweede gedachte wordt er ingesmokkeld. En daar doet de volgende toegeving over iets wat ‘wezenlijk gemist’ wordt als de samenzang ontbreekt, niets aan af, want er wordt niet uitgelegd wat dat ‘wezenlijke’ dan wel is, terwijl het daar nou juist om draait. Wat daarna volgt, is een klassiek voorbeeld van schermen met termen alsof die eenduidig zijn. Het verloopt zo: het lied wordt gesplitst in liedtekst en muziek, dan wordt gezegd dat zo’n tekst een gedicht is en dat je een gedicht kunt voordragen, het gedicht = voordracht, de verkondiging = toespraak = voordracht, dus gedicht en verkondiging is hetzelfde genre, en de muziek apart was er altijd al. Muziek en voordracht = kleinkunst, respectabel dus. Volgende stap: die kleinkunst wordt liturgie: predikant en de kerkgangers nemen ieder een deel van de voordracht voor hun rekening. De muziek levert de melodie voor het meeneuriën. Klaar is Kees (ofwel: Jan C. den Hertog). Bij iedere stap kun je echter bedenkingen inbrengen: valt het lied wel te splitsen in een losse tekst en afzonderlijke muziek, is een liedtekst zonder muziek wel een gedicht dat je net zo goed kunt voordragen, is de verkondiging een toespraak, is zo’n toespraak wel een voordracht, wat heeft die kleinkunst ermee te maken, zijn stille lezing en meeneuriën ook voordracht enz. Maar het belangrijkste gebrek in de redenering is, dat het bijzondere van het lied, met zijn inspiratie door de muziek, de emotie van gezongen woorden, de gebondenheid en meevoering door de melodie, de verwachting over de coupletten heen en de gezamenlijkheid in de zang volkomen wordt weggeredeneerd. Neem maar eens de proef door bijvoorbeeld lied 608 De steppe zal bloeien apart te lezen en te zingen. Daarna komt bij de schrijver een wel heel onverwachte aap uit de mouw. Zingen kan gezien worden als symptoom van de toenemende gezelligheid in de dienst en die betekent verlies aan echte godsdienstigheid. De versobering om redenen van veiligheid wordt hiermee binnengehaald als een kans voor de terugkeer tot terughoudendheid, eerbied en ook enig ongemak. En die zou de godsdienstigheid in ere herstellen. De schrijver mag daarnaar verlangen, maar hij zou volgens mij eerlijker geweest zijn dit verlangen niet te koppelen aan een zaak van belang uit oogpunt van veiligheid. Want dat geeft mij ‘ook enig ongemak’. |
maandag 18 mei
Interview met Kees Doornhein
‘Wat ik wel heel erg mis, is de ontmoeting met mensen’
Wie is Kees Doornhein? Velen kennen hem als ambtsdrager. Sommigen kennen hem beter. Maar voor de anderen eerst een speels profiel van Kees aan de hand van zijn antwoorden op kriskras wat vragen:
– ik ben toch meer doener dan een denker, denk ik
– ik kijk liever een film dan voetbal, daar geef ik niks om
– ik ben bij het wandelen te vinden in de natuur en niet in de stad
– ik ben meer een schaker dan een puzzelaar
– als ik iets te doen wil hebben, ga ik lezen, gamen doe ik nooit
– ik drink liever wijn dan water, maar totaal natuurlijk meer water dan wijn
– ik ga met de trein, niet met de auto, want die heb ik niet meer
– ik heb bij de kerkdienst vooral aandacht voor het zingen, niet zo voor de preek.
Je werk, vertel daar eens wat over
Oorspronkelijk ben ik opgeleid als maatschappelijk werker, maar de arbeidsmarkt van midden 80-er jaren was heel slecht. Ik kwam eerst in het jongerenwerk van de Haagse Hervormde Gemeente terecht, en twee jaar daarna in het bedrijfsmaatschappelijk werk van een groot telecombedrijf. Daarna in het personeelswerk, en nog weer later ben ik doorgegroeid naar het lesgeven over personeelswerk. Uiteindelijk werd ik docent Pedagogisch werk op het Albeda College, ben ziek geworden, afgekeurd en sinds 1 april met vervroegd pensioen. Ik ben niet helemaal hersteld, maar blij met wat ik kan.
Wat is je rol in het kerkenwerk?
Ik ben nu een jaar ouderling en nog wat zoekende. Ik zocht eigenlijk iets op het snijvlak van pastoraat en diaconaat. Ik ben nu terecht gekomen in het middenpastoraat, waar we proberen voor de mensen tussen de 40 en de 70 nieuwe dingen te ontwikkelen. Daarnaast natuurlijk de zondagse dingen in de kerk. Waar ik veel tijd in heb gestoken dit jaar is het opzetten van een rouwgroep voor mensen die een jaar of langer geleden een verlies hebben gehad. Dat draait nu in twee groepen, maar ja veel ligt nu plat door het virus. Fysiek althans, we houden nog wel op andere manier contact. Alles op afstand nu.
Je had het over het snijvlak van pastoraat en diaconaat. Kun je dat toelichten?
Ik ben opgeleid als hulpverlener en heb mezelf afgevraagd: wat moet ik doen? Aan de ene kant het omzien naar elkaar, de sociale kant, dat ligt me wel, maar aan de andere kant ook de verdieping over levensvragen. Die twee dingen zijn ook niet goed te scheiden, je komt bij goed pastoraat en goed diaconaat toch altijd op dat kruispunt terecht.
Nu ben ik voor mijn interview bij jou terecht gekomen omdat ik tegen Fulco Timmers had gezegd: Joh, we leven nu al twee maanden in de corona-crisis, er zal vast en zeker veel werk worden verricht door de kerkenraad en dergelijke, maar je hoort er niets over. Communiceer daar over. Toen zei hij: ga eens met Kees praten. Heb je een idee waarom hij dat zei?
Over communicatie, ja, daar heb ik wel een mening over die ik regelmatig ventileer. Ik woon nu dertig jaar in Ommoord, daarvoor in Den Haag, waar ik altijd kerkelijk meelevend ben geweest. Ik kwam hier in Ommoord en ik vond het helemaal niks, die Open Hof – toen dan – was afstandelijk, niemand merkte je op en toen ben ik min of meer afgehaakt. Ik ben op zoek gegaan en heel lang niet in de kerk geweest. Ik was niet anti, heb me niet laten uitschrijven, had ook wel belangstelling, maar maakte geen deel uit van de kudde. Tot de interim-predikant Pieter van Winden me uitnodigde voor een buurtborrel. Dat vond ik origineel en daar ben ik heen gegaan. Dat was met andere mensen die wel in de kaartenbak stonden maar verder niet bekend waren. Dat vond ik leuk en ik ben gaan luisteren naar Pieter van Winden, ik ben deel uit gaan maken van Open Hof. Toen ik die Open Hof echt leerde kennen, was ik werkelijk verbijsterd over wat er allemaal gebeurde, waar ik niets van wist. Toen dacht ik, hoe kan het nou dat dit onbekend blijft, dat doen ze niet goed, die communicatie. Dat roep ik nu ook al een aantal jaren, dat moeten we beter doen. Er wordt wel naar gezocht, maar ik vind nog steeds dat we dat niet goed doen. Ik weet ook niet precies hoe het wel moet, maar we moeten nog laagdrempeliger worden dan we al zijn. We mogen in onze uitingen naar buiten wel wat actiever worden. Het is lastig, we moeten met weinig mensen heel veel doen, maar ik vind dat we ons best moeten blijven doen, omdat we onvoldoende zichtbaar zijn.
Hoe zou je dat willen bevorderen?
Wat er naar buiten gaat, is heel erg binnenkerkelijk. Als je die taal niet verstaat, dan gaat zo’n boodschap aan je voorbij. Ik vind dat we echt actiever op zoek moeten om in de wijk aanwezig te zijn en te laten zien wat we doen. Ook binnen de eigen gemeente blijkt het te weinig zichtbaar wat we allemaal doen. Daarom vind ik de communicatie wel zorgelijk.
Je bedoelt je begrijpelijk uiten en de gewone taal van de mensen gebruiken?
Ja, en daarbij is het moeilijk om verandering gedaan te krijgen. Er zijn ook op dat punt heel veel lange tenen in Open Hof, er zijn dingen vastgeroest in gewoonten die je niet ter discussie mag stellen, daar moet je in elk geval heel voorzichtig mee zijn. Ik hoop dat ik genoeg strateeg ben en lange adem heb om daar toch een veranderde houding te krijgen ook bij anderen, om te kijken of dat niet wat beter, niet wat frisser kan. Wat eigentijdser. Want oké, de mededelingen worden gedaan maar is het nou echt aantrekkelijk om te lezen?
Mooie taak voor jou weggelegd, Kees
Ik heb al wel mijn best gedaan, maar dat wordt je niet altijd in dank afgenomen, om het voorzichtig uit te drukken. Maar ik blijf wel doorgaan. Ik denk graag tactisch, ben ook een politiek dier. Als je een beetje langer meedraait in het kerkenwerk – ik heb dat voordat ik hier in Ommoord kwam gedaan in Den Haag – nou dan moet je heel goed nadenken over wat je zegt en drie stappen vooruitdenken om te bereiken wat je wilt bereiken. Ik volg graag een strategie om tot een oplossing te komen.
We gaan toch even naar de bijzondere situatie nu. Wat zou jij nou het prettigste vinden als dat versoepeld zou worden?
Wat ik wel heel erg mis, is de ontmoeting met mensen. Kijk dat verhaal kunnen wij met allerlei kunstgrepen wel over het voetlicht brengen. Die preek, het gebed, zelfs het zingen, dat lukt wel. Maar ik zag pas een foto van die hele lege kerk en dan voorin een handvol mensen die bezig zijn met de preek en het zingen, daar word ik ongelofelijk triest van. Dat je elkaar niet meer tegenkomt en kunt begroeten. Maar ik heb daar ook aarzelingen bij. Ik behoor ook zelf tot een risicogroep qua gezondheid en daarom ben ik wel heel erg voorzichtig. Maar als het kan, is het vooral de ontmoeting die mij heel blij zou maken.
Het afsluitende punt, Kees, we gaan lessen trekken uit de corona-tijd. Wat zou die voor jou persoonlijk zijn en wat hoop je dat de samenleving voor lessen trekt?
Ik hoop dat we, ook in de kerk, wat minder kribbig tegen elkaar worden. Laten we elkaar respecteren in elkaars verschillen, en op een prettige manier van mening verschillen, en daarna tot samenwerking komen. We zijn veelvormig in onze meningen. Laten we vrolijk veelkleurig zijn!
Wat de samenleving betreft, ben ik wel onder de indruk van de solidariteit die onder heel veel mensen ontstaat. Wat zou het prachtig zijn, als we dat een beetje vast konden houden met elkaar. Dat je echt omkijkt naar elkaar. De ‘lockdown’ was nog maar net begonnen of er dwarrelde al een papiertje in mijn brievenbus, dat je een bepaald nummer kon bellen, als je hulp nodig had. Ook hier in Ommoord is er armoede, eenzaamheid en wat voor ellende allemaal, zelfs bij mensen die we kennen, maar waarbij we het niet weten. Die betrokkenheid op elkaar, ik zou het geweldig vinden als daar wat van blijft hangen. Maar ik ben bang dat we, als alles zo’n beetje voorbij, weer op de oude voet verder gaan. Ik denk dat we zo in elkaar zitten. Maar misschien ben ik te somber. Je moet wel volhouden en of dat lukt?
Laten we het hopen, Kees, en ons best doen. Bedankt voor je openhartige en boeiende interview.
(LV)